Geschiedenis


Geschiedenis Buurkerk

Museum Speelklok heeft in 1984 zijn intrek genomen in de eeuwenoude Buurkerk. De kerk stond op dat moment leeg en na een grondige renovatie waarbij alle originele details behouden zijn, heeft het museum de kerk kunnen betrekken. De geschiedenis van de Buurkerk gaat al ver terug.

Toen in de tiende eeuw de dreiging van de Noormannen langzamerhand afnam werd Utrecht weer een levendige stad. Veel kooplieden en handelaren vestigden zich in de buurt van het grote marktplein bij de Buurkerk (parochiekerk*), waarvan toen al een eerste vorm werd gebouwd. Het Buurkerkhof vormde het centrum van de stad. Naast de kerk stonden het stadhuis en de rechtbank en op het marktplein kwam de burgerij bij elkaar voor vergaderingen. Deze ‘buurspraken’ werden op het plein en in de kerk gehouden in de zogenaamde raadskapel, die in de kerk aan de westkant was gebouwd. Op de toren stond een torenwachter die over de stad waakte. Zijn functie is tot 1912 blijven bestaan.

Naast de gewijde kerkklokken hingen in de Buurkerktoren twee ongewijde stadsklokken. De banklok die men luidde bij allerlei openbare aangelegenheden en de waakklok die aangaf wanneer de stadspoorten werden geopend en gesloten.

In de kerk kwamen verschillende broederschappen samen. De gilden hadden er hun altaren en graven. Ooit moeten er meer dan 30 altaren in de kerk zijn geweest. De Buurkerk was oorspronkelijk gewijd aan Maria, Andreas en de aartsengel Michael. Omdat de Dom ook aan Maria gewijd was, werd de Buurkerk ook wel de Maria Minor genoemd.

De vroegste Buurkerk is ondanks een aantal branden tot laat in de dertiende eeuw blijven bestaan. Het moet een romaanse kerk zijn geweest met relatief lage en kleine ramen. Er zijn helaas geen afbeeldingen of zichtbare resten bewaard gebleven, dus we weten nooit precies hoe het eruit zag. Wel is duidelijk dat de kerk destijds veel kleiner was dan het huidige gebouw en het de vorm van een basiliek* had.

In de dertiende eeuw werd de kerk meerdere keren door brand verwoest. Na de Wivekensbrand in 1279 werd de kerk niet meer hersteld, maar herbouwd in de toen modieuze gotische stijl. Binnen een eeuw na de wijding van de gotische Buurkerk bleek de kerk al te klein te zijn.

Een serie uitbreidingen aan de Buurkerk

In 1370 begon men aan de eerste van een serie uitbreidingen aan de Buurkerk. De toren, die zoals gebruikelijk aan de westkant van de kerk stond, werd een eind naar het westen verplaatst en het schip van de kerk werd verlengd. Daarvan is nog steeds een overblijfsel in de kerk te zien. Wanneer je goed kijkt zie je dat de bogen tussen de pijlers van het Middenschip niet allemaal even lang zijn. Vanaf het transept gerekend is de zesde boog veel breder dan de andere. Dat is omdat daar de eerdere toren van de kerk stond (zie afbeelding 1).

Doordat de kerk groeide, kromp het plein. Uiteindelijk was er geen plaats meer over om een grote markt te kunnen houden. Die werd in 1391 dan ook verplaatst naar de Mariaplaats. Overigens lag het niet alleen aan de groei van de kerk dat het plein kleiner werd. Ook de omringende bebouwing rukte langzaam maar zeker op.

In 1440 begon men aan de volgende uitbreiding. Dit keer volgens een plan van Willem van Boelre, die ook al aan de Jacobikerk had gewerkt. De zijbeuken werden verhoogd en verbreed en aan weerszijde van de toren doorgetrokken. Met deze verbouwing werd de Buurkerk een hallenkerk* in plaats van een basiliek. De raadskapel, die eerst aan de westkant van de kerk was gebouwd, werd nu in het noordwesten naast de toren geplaatst.

Een van de meest opmerkelijke kenmerken van de verbouwing in de vijftiende eeuw is het dak. Bovenop de kerk werd een heel grote, puntige kap geplaatst. De kap overdekte het schip en de beuken van de kerk. Door de kap werd een groot deel van de toren aan het zicht onttrokken. Zo’n grote kap is verder in Nederland nooit voorgekomen.

Het bijzondere verhaal van Suster Bertken

Ondanks alle uitbreidingen had de Buurkerk halverwege de vijftiende eeuw nog altijd een enkel koor*. Dat is opmerkelijk, omdat in de gotiek de nadruk meestal op het koor wordt gelegd. Toch duurde het nog een tijd voordat er iets aan kon worden gedaan.

Dat kwam door Suster Bertken die zich in 1457, op dertigjarige leeftijd, vrijwillig liet inmetselen in het koor van de kerk. Zij beloofde daarmee de rest van haar leven in afzondering te wijden aan God. Vanuit haar nis kon ze de mis volgen. En door een opening naar buiten toe kon ze mensen te woord staan. Ze is 57 jaar lang vrijwillig in haar cel blijven zitten. Pas in 1514 stierf ze op 87-jarige leeftijd (zie afbeelding 2).

In 1513 werd al wel een begin gemaakt aan de Onze Lieve Vrouwe kapel en het Onze Lieve Vrouwe koor ten noorden van het koor met het hoogaltaar. Voor het koor aan de zuidkant werd in 1512 al een fundament gelegd voor het Heilig Kruiskoor. Om Suster Bertken niet het licht in haar cel te ontnemen werd de bouw van de muren uitgesteld.

Een verkeersader door de kerk

In de loop van de eeuw werden de koren afgemaakt. Daardoor werd de kerk zo groot dat er aan de oostkant nog maar een nauw steegje over was tussen het koor en huizen die langs de gracht stonden. Al gauw verlegde het verkeer in de stad zich. In plaats van zich door het nauwe steegje te wurmen liep er een verkeersader dwars door de kerk! De ruimte tussen de noordelijke en zuidelijk ingang van de kerk werd gebruikt als weg. Het vormde een belangrijke verbinding tussen de noord en zuidzijde van het stadscentrum.

In de loop van de zestiende eeuw begon men aan twee nieuwe zijbeuken. De zijbeuken werden naast de bestaande beuken gebouwd. Het plan was ze over de hele lengte van de kerk te bouwen, maar alleen aan de oostkant van de kerk zijn ze voltooid, waardoor daar een vijfbeukige kerk is ontstaan. In 1521 werd de noordelijke poort van de kerk verfraaid, zodat deze hetzelfde uiterlijk als de zuidingang kreeg. Daarvoor moest wel het knekelhuis* worden verplaatst.

Tussen de nieuwe noordelijke deur en het transept werden nog twee kapellen gebouwd. De eerste was bedoeld voor Dirck van Zuylen en moest voor 1544 voltooid zijn. Later werd ernaast nog een kapel voor Frans van Nijenrode gebouwd. Beide zijn nog altijd in de Steenweg te zien. In de jaren 1551-1552 werd aan het zuidelijk transept de sacristie* nog uitgebreid. Daarna was het afgelopen met de groei van de Buurkerk.

De Beeldenstorm

De religieuze onrust van de zestiende eeuw bereikte de Buurkerk in 1566. Bij de Beeldenstorm werd het interieur van de kerk grondig vernield. In de daarop volgende jaren werd de schade echter hersteld. In 1576 werd de toren door kanonskogels geraakt bij de belegering van kasteel Vreedenburg. De kogels zijn verloren gegaan, maar later zijn er een paar in de toren ingemetseld als herinnering aan de strijd.

Drie jaar later was er een tweede Beeldenstorm. De kerk werd weer geplunderd. Daarna werd de Buurkerk aan de hervormingsgezinden gegeven. De katholieke parochie verplaatste naar de schuilkerk Achter Clarenburg die voortaan bekend zou staan als de Maria Minor. Omdat in de reformatorische dienst het koor niet meer van groot belang was, en het koor in de stad behoorlijk in de weg stond, werd het in 1586 alweer afgebroken. In plaats van een steegje ontstond de Choorstraat, aan de oostkant van de kerk.

Ondanks het ontstaan van de nieuwe weg bleef het verkeer door de kerk gaan. Dat blijkt uit het verkeersbord dat in 1612, toen het koor al lang niet meer bestond, in de kerk werd opgehangen waarop het rijden met karren en het drijven van vee door de kerk geduyrende de predikatie des Godelijcke Woordts off andere christelijcke oeffeninghe’ werd verboden (zie afbeelding 3).

Nadat de rust in de loop van de zeventiende eeuw weer leek terug te keren, trof de storm van 1 augustus 1674 ook de Buurkerk. De enorme kap werd volledig weggeslagen. Later werd een nieuw dak gemaakt, waarbij gebruik werd gemaakt van de oude balken. Het nieuwe dak was veel lager.

Veranderingen in het interieur

Het interieur van de kerk is door de eeuwen heen uiteraard totaal veranderd. Bij alle verbouwingen werden muren afgebroken en weer opgebouwd. Dat betekent dat schilderingen op die muren volledig verloren gingen. Slechts een enkel fragment dat bij de restauratie zichtbaar is gemaakt geeft een indruk van hoe kleurrijk de kerk ooit was. Nu zijn we in Nederland gewend geraakt aan vrij lege, witte kerkmuren, maar in de middeleeuwse Buurkerk moet dat volledig anders zijn geweest. De dertig altaren van burgers, gilden en broederschappen zullen allen uitgebreid versierd zijn geweest. Waarschijnlijk waren alle muren beschilderd en de altaren verguld. Verspreid door de kerk zullen beelden hebben gestaan van beroemde beeldhouwers als Jacob van der Borch en Adriaan van Wesel. Het Maria retabel, waarvan de resten in de noordoostkant van de kerk te zien zijn, wordt aan Jacob van der Borch toegeschreven.

Nadat de kerk aan de hervormden werd gegeven verdwenen de vele altaren, de beelden en de muurschilderingen. Wel bleven de grafkelders met de bijbehorende beeldhouwwerken op de zerken. Aan de muren hingen de rouwborden. Laat in de zeventiende eeuw zijn er 583 geteld. In de Franse tijd zijn ze vernield en door soldaten als brandhout gebruikt.

Nu ziet de kerk er weer totaal anders uit door de inbouw van Museum Speelklok. Wel zijn na de restauratie een aantal schilderingen weer zichtbaar gemaakt, waardoor je je een beeld kan vormen van de verschillende stijlen die in de loop van de eeuwen het aanzicht van de kerk hebben bepaald. Zo is ook de muurschildering (zie afbeelding 4) nog te bewonderen in de Buurkerk. Gelukkig blijft door de herbestemming van het gebouw en de hernieuwde waardering voor religieus erfgoed de historische Buurkerk onderhouden en voor het nageslacht bewaard.

Wil je meer lezen over de nog zichtbare schilderingen in de Buurkerk? Lees dan het boekje genaamd Heiligen tussen pierementen. Deze is verkrijgbaar in de museumwinkel van Museum Speelklok.


Uitleg termen

* Parochiekerk is een kerk die fungeert als het religieuze centrum van de parochie.
* Een basiliek is een kerkgebouw met een hoog middendeel en lagere zijbeuken.
* Een hallenkerk is een gotisch kerktype, waarbij de hoogtes van het middenschip en de zijbeuken gelijk zijn.
* Het koor is de ruimte in een kerk waar zich het hoofdaltaar bevindt.
* Een knekelhuis is een bergplaats voor beenderen van overledenen; soms met kapel.
* Een sacristie is een ruimte die bij een kerk hoort en meestal wordt gebruikt voor het onderbrengen van gewaden en religieuze gebruiksvoorwerpen en waarin zich vaak een altaar bevindt.

Bronnen

Terug naar boven
Privacy Statement Disclaimer ontworpen & ontwikkeld door Eagerly