Zien & Doen


De stilte voor de bevrijding

75 jaar na de bevrijding spelen orgels als de Arabier, Dubbele Ruth en de Dubbele Biphone nog dagelijks hun vrolijke klanken voor de bezoekers van Museum Speelklok. Maar dit is niet altijd zo geweest…

Aan het begin van de twintigste eeuw maakte de straatorgelcultuur in Nederland een bloeiperiode door. Op het hoogtepunt in de jaren ’30 stonden er op één dag in Amsterdam soms wel 40 straatorgels te spelen! In de Tweede Wereldoorlog veranderde dit.

Tussen 1940 en 1945 was het stil op straat

De bezetting veranderde veel voor Nederland, niet alleen voor het dagelijks leven, maar ook voor de kunst en cultuurAlleen kunstenaars die een ariërverklaring ondertekenden, mochten hun beroep blijven uitoefenen. Joodse muziek, jazzmuziek, Engelse muziek en Nederlandse nationale liederen werden verboden. Bovendien vaardigde de Duitse bezetter op 11 september 1942 een verbod op straatmuziek uit en verdwenen de straatorgels uit het Nederlandse straatbeeld.

De orgels 

Hoewel straatmuziek pas vanaf 1942 echt verboden werd, werd de toegestane muziek ook daarvoor al flink beperkt. Dat hield niet alle orgeldraaiers tegen om nationalistische Nederlandse muziek te draaien. Zo leverden ze klein verzet tegen de bezetter. In oktober 1940 berichtte Het Parool over zes Amsterdamse orgeldraaiers die al sinds augustus in een gevangenis werden vastgehouden vanwege het spelen van nationalistische liederen.

Van het orgel de Dubbele Biphone werden twee orgelboeken in beslag genomen. De bezetter wilde niet dat het orgel nog ‘Het Wilhelmus’ en de ‘Lippe Detmold-mars’ ten gehore zou brengen. De ‘Lippe Detmold-mars’ kwam namelijk uit het gebied waar de toenmalige Prins Bernhard vandaan kwam. Bernhard kwam oorspronkelijk uit Duitsland, maar was nu in Groot-Brittannië actief aan de kant van de geallieerden.

Toen in 1942 straatmuziek verboden werd, werden straat- en dansorgels opgeslagen op bedrijventerreinen. Dansorgel de Dubbele Ruth werd gestald op het terrein van de firma Hommerson in Breda. Hier vond een granaatinslag plaats. Hoewel het orgel gespaard bleef, raakte een kist met orgelboeken wel beschadigd. De beschadigde orgelboeken zijn nu in het bezit van Museum Speelklok.

Toch werd het niet helemaal stil in Nederland. In danszalen en cafés mocht nog steeds muziek worden gemaakt, als mensen zich maar hielden aan de regels. Bandjes omzeilden de ban op Engelstalige muziek door simpelweg teksten naar het Nederlands te vertalen. Ook speelden er nog steeds dansorgels. De orgelbouw lag dan ook niet stil. De Decap werd gebouwd tijdens de bezetting. Tastbaar bewijs daarvoor is te vinden in het binnenwerk. Jaren na de oorlog werd het orgel gerestaureerd en kwamen uit het binnenwerk krantenknipsels uit de oorlog tevoorschijn. Bovendien is op 4 september 1943 op de blaasbalg geschreven dat de Engelsen geland waren in Italië. De orgelbouwers volgden de ontwikkelingen van de oorlog dus op de voet!

In 1943 schreef Jacques van Tol het lied ‘Als aan het Leidsche plein de lichtjes weer eens branden gaan’. Met dit lied omschreef hij het verlangen naar het einde van de oorlog. Tijdens de bevrijding was dit lied dan ook razend populair. Lees hier de tekst!

Klokken en carillons

Ook de kerkklokken van Nederland luidden minder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1942 ging de Duitse bezetter klokken en carillons confisqueren voor de oorlogsindustrie. De klokken werden omgesmolten en gebruikt voor de productie van wapens. Zo verdween de klok van de Westertoren in Amsterdam, iets waar ook de bewoners van het Achterhuis van baalden:

‘We zijn sinds een week allemaal een beetje met de tijd in de war, daar onze lieve Westertorenklok blijkbaar weggehaald is voor fabrieksgebruik en wij dag noch nacht precies weten hoe laat het is. Ik heb nog wel wat hoop dat ze iets uit zullen vinden, dat de buurt een beetje aan de klok doet herinneren, bijvoorbeeld een tinnen, koperen of weet ik wat voor een ding.’
– Het Achterhuis, Anne Frank.

Onbekende fotograaf, 1940, Collectie Anne Frank Stichting Amsterdam

De Domtoren in Utrecht had geluk en mocht zijn klokken houden. De Duitse bezetter was in eerste instantie bang dat de klokken van de Domtoren door het verzet gebruikt zouden worden om codes mee door te geven. Deze angst was ongegrond, want de klokken waren aan het begin van de Duitse inval op 10 mei door de Kunstbeschermingsdienst met houten stellages vastgezet, uit angst voor luchtaanvallen. Vlak na de capitulatie op 15 mei kwam een Duitse functionaris de Domtoren bezichtigen om te zien welke materialen er te halen waren. Snel werd een verzoek ingediend om de klokken van de Dom te sparen, dat werd ingewilligd.

De klokken van de Buurkerk werden in 1942 wel geconfisqueerd. Vlug werden er in Spijk mallen gemaakt van de klokken, zodat ze na de oorlog precies nagemaakt zouden kunnen worden. Daarna werden ze met een boot over de Rijn naar Duitsland vervoerd. Daar kwamen ze alleen nooit aan. Het schip zonk en de klokken kwamen op de bodem van de Rijn terecht, waar ze wonder boven wonder goed intact bleven. Na de oorlog werden de klokken opgedoken en gerestaureerd. Eind vijftiger jaren keerden ze terug naar Utrecht. De Buurkerk bevond zich op dat moment in restauratie, dus werden de klokken verdeeld over andere Utrechtse kerken, waar de klokkentorens ook leeg waren komen te staan. Pas in 2001 kreeg de Buurkerk haar klokken weer terug.

Interieur van de Buurkerk (Buurkerkhof) te Utrecht, de door Jan Tolhuis in 1534 gegoten klok Maria; deze klok is in 1943 door de bezetter uit de toren genomen en weggevoerd, werden na de bevrijding in Duitsland ontdekt en naar Utrecht teruggebracht.

Bevrijding

Met de bevrijding keerde ook de muziek weer terug naar de straat. Veel Utrechters raakten geëmotioneerd toen ze in mei 1945 voor het eerst de klokken van de Dom weer hoorden luiden. Ook straatorgels droegen bij aan de feestvreugde. Overal gingen ze de straat op om de feestende mensen te voorzien van vrolijke muziek. Zo speelde het bekende straatorgel de Arabier tijdens de bevrijding op straten van Amsterdam.

In de eerste dagen na de bevrijding vonden er nog veel incidenten plaats. Een van de bekendste is de schietpartij op de Dam in Amsterdam op 7 mei 1945, toen een gevecht tussen achtergebleven Duitse soldaten en de Binnenlandse Strijdkrachten uitmondde in een drama. Op de Dam had zich een enorme menigte verzameld, die feestvierde en danste. Vanaf het balkon van ‘De Groote Club’, op de hoek van de Kalverstraat en de Dam, begonnen Duitse soldaten in te schieten op de menigte. Mensen schuilden waar ze konden, achter lantaarnpalen, kiosken en achter een straatorgel. Het Snotneusje, de naam van het orgel, had de feestvreugde voorzien van muziek en redde nu het leven van meerdere omstanders. Het straatorgel ving meerdere kogels op. Die dag kwamen er zo’n 32 mensen om het leven, meer dan honderd mensen raakten gewond. Het orgel staat nu, als ware Amsterdamse held, in het Amsterdam Museum.

Terug naar boven
Privacy Statement Disclaimer ontworpen & ontwikkeld door Eagerly