Collectie


Snaarinstrumenten

Het automatisch snarenspel kent verschillende verschijningsvormen.

Van de allervroegste automatische spinetten van bouwers als Bidermann en Langenbucher (Augsburg, Duitsland, ca. 1600) zijn er maar weinig bewaard gebleven. In de 18e eeuw werden snarenklokken vervaardigd. Hierbij werden de snaren aangeslagen door houten hamertjes. In de museumcollectie is een snarenklok te vinden die gemaakt is door Jacob Ottsen uit Sleeswijk, Duitsland (ca. 1770). Deze snarenklok speelt onder andere muziek van C.P.E. Bach.

Cilinderstraatpiano’s

Aan het eind van de 19e eeuw deden cilinderstraatpiano’s hun intrede. Tot aan de Tweede Wereldoorlog waren deze handgedraaide en op een handkar rondgereden instrumenten vooral in Italië, Spanje en België populair. In cafés speelden grotere typen cilinderpiano’s op muntinworp. De snaren werden door met leer beklede hamers aangeslagen; de piano bezat meestal geen dempers. De geprogrammeerde nummers werden vaak de tophits van de buurt: wals, foxtrot en paso doble wisselden elkaar af!

De metalen plaat, bekend van de platenspeeldozen, is af en toe ook gebruikt voor snaarinstrumenten. Een voorbeeld in de collectie van Museum Speelklok is de Chordephon (Leipzig, ca. 1910, Chordephon Musikwerke). De snaren worden bij dit instrument aangetokkeld. Ook het kartonnen boek, dat we kennen van draaiorgels, is gebruikt voor snaarinstrumenten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de Piano Melodico van Museum Speelklok die aangedreven wordt door een heteluchtmotor!

De trappianola

Een van de bekendste automatisch spelende snaarinstrumenten, is de pianola. Dit is een piano die met behulp van geperforeerde papieren rollen en een pneumatisch klavier, automatisch speelt, maar ook met de hand bespeeld kan worden. De papieren rol wordt niet afgetast door toetsen zoals bij een draaiorgel maar werkt louter ‘pneumatisch’, dat wil zeggen door lucht. De balk waarover de papieren rol loopt zit vol met gaatjes en ieder gaatje vertegenwoordigt een toets of register.

De gaatjes willen continu lucht aanzuigen maar kunnen dat niet vanwege het papier dat er over heen zit. Als er een gaatje in het papier langskomt, kan er plotseling lucht gaan stromen en zal er uiteindelijk ook een toon klinken. Pianola was oorspronkelijk de merknaam van een door de Amerikaanse Aeolian Company gefabriceerde automatische piano, maar ontwikkelde zich tot de soortnaam van dit tussen 1900 en 1930 zeer succesvolle instrument. De alom bekende trappianola was in de jaren 20 van de vorige eeuw in honderdduizenden huiskamers te vinden.

De voorzetter

De voorzetter is de voorloper van de trappianola. Dit apparaat werd voor een gewone piano opgesteld, zodat zijn automatische vingers de op een pianolarol geprogrammeerde muziek op de toetsen van het klavier konden spelen.

Al snel werd, als logische volgende stap, het pneumatische afspeelsysteem in de piano zelf ingebouwd. In navolging van de succesvolle naam pianola gaven de fabrikanten hun instrumenten namen als Humanola, Grandiola en Ducanola, om maar een paar voorbeelden uit de museumcollectie te noemen. Het succes van de pianola is grotendeels te danken een het feit dat handmatig spel heel eenvoudig (door het trappen op pedalen) kan worden afgewisseld met hoogwaardig automatisch pianospel. Door het bedienen van enkele hendeltjes onder het klavier en door het harder of zachter trappen konden muzikale accenten worden aangebracht.

De reproductiepiano

Het weergeven van het persoonlijke, levensechte spel van een pianist, dus inclusief het juiste tempo, het pedaalgebruik en het toucher, vormde een grote uitdaging voor de pianolafabrikanten. De firma Welte in Freiburg was de eerste die rond 1905 een zogenaamde reproductiepiano presenteerde. Een ingenieus mechanisch/pneumatisch opnamesysteem legde het live-pianospel (toetsaanslag inclusief dynamiek en pedaalgebruik) in de vorm van puntjes direct vast op de papieren rol. Na de perforatie van de rol klonk een natuurgetrouwe weergave van het oorspronkelijke spel. Hierdoor kunnen we vandaag de dag nog luisteren naar de live-interpretaties van grootheden als Debussy, Paderewsky, Saint-Saëns, Rachmaninov, Horowitz, Rubinstein, Busoni, Landowska en Gershwin.

Rond 1930 gaan de pianola en de reproductiepiano ten onder aan de populariteit van de grammofoon en de radio. Jaren later maakt de reproductiepiano een comeback: met de komst van de computer kan de opname- en uitvoeringskwaliteit dusdanig worden geperfectioneerd dat een nieuwe generatie van reproductie-instrumenten haalbaar bleek. Zo bezit het museum één van de eerste computergestuurde vleugels van Yamaha.

Terug naar boven
Privacy Statement Disclaimer ontworpen & ontwikkeld door Eagerly